recensie parool

De Slaapwandelaars van ’t Barre Land heeft iets troostrijks en iets speels

In een labyrint van teksten tast theatercollectief ’t Barre Land met De Slaapwandelaars vragen en ideeën af rond identiteit, het menselijk lichaam en onze verhouding tot de wereld.

Elise van Dam
‘Ik.’ Er zijn weinig woorden die we zo vaak zeggen. Met een vanzelfsprekendheid en overtuiging die suggereert dat die ‘ik’ een duidelijk omlijnde, vaste vorm heeft. Omdat het een, ‘naar het schijnt, aangeboren en volkomen dwingende behoefte [is] van alle mensen dat elk zijn eigen Ik als een eenheid voorstelt’, zoals het hoofdpersonage in Herman Hesses De Steppewolf opmerkt.

– ‘Ik’ is ook het eerste woord van De Slaapwandelaars (de titel is ontleend aan de gelijknamige romancyclus van Hermann Broch), de nieuwe voorstelling van theatercollectief ’t Barre Land. Een woord, een idee, dat in de pakweg anderhalf uur die volgt uiteenvalt in, om nog maar een keer Hesse te citeren (volgens mijn vader kan dat niet vaak genoeg), ‘een kleine sterrenhemel, een chaos van vormen, van trappen en toestanden, van erfenissen en mogelijkheden’. En dan voorzichtig weer bijeen wordt gelegd.

Op het toneel staat een houten constructie die een solide geheel vormt, waarvan tegelijk de losse planken zichtbaar zijn. De spleten waar strepen licht doorheen vallen. Op die manier bouwt ’t Barre Land ook een licht doorlatend bouwwerk van teksten. Een filosofische verhandeling van Jean-Luc Nancy over een harttransplantatie onder meer, de pond vlees-scène uit Shakespeare’s De Koopman van Venetië, de brieven die de Markies de Sade schreef vanuit de gevangenis, snakkend naar lucht. Tussendoor komt ook nog een fragment uit Samuel Becketts woordeloze bewegingsstuk Quad voorbij.

Geen essentie

Margijn Bosch, Vincent van den Berg, Luca Bryssinck en Czeslaw de Wijs brengen die teksten (en bewegingen) precies, aandachtig, transparant. Vol associaties en raakpunten die nooit dwingend zijn, waar altijd ruimtes tussen vallen. Want dat is misschien wel de essentie van De Slaapwandelaars: dat er geen essentie is. Althans niet als een vaste kern. Hoogstens als iets dat in talloze fragmenten uiteenvalt zodra je het aanraakt. In talloze vragen.

Hoe kunnen we onszelf als een geheel beschouwen als de onderdelen vervangbaar zijn? Hoe kunnen we ons verhouden tot een wereld die van chaos en toevalligheden aaneenhangt? Het is ‘een oneindige keten van vragen’, die voorheen uitkwam bij God, maar sinds die werd doodverklaard, tollen we rond als een astronaut die is losgeraakt van zijn ruimteschip.

Dat kan beangstigend zijn. Verlammend zelfs. Maar in de handen van ’t Barre Land heeft het iets troostrijks. Iets speels zelfs. Even dat concept van een vastomlijnde ‘ik’ loslaten en volledig poreus zijn. Even niet de twijfel wegdrukken, maar juist opzoeken. Elk idee of inzicht dat dreigt te stollen weer in beweging brengen. Het is in deze tijden misschien ook wel een politiek statement.